Rechtbank veroordeelt boekhouder voor indienen onjuiste btw-aangiften
Een fiscaal dienstverlener heeft bewust jarenlang onjuiste btw-aangiften omzetbelasting ingediend voor verschillende bedrijven van een van zijn klanten.
De casus
Een fd’er heeft zich verdacht gemaakt door 91 onjuiste aangiften OB in te dienen voor 4 bedrijven van zijn klant. Dit speelde zich af in de periode van 2011 tot en met 2017. Hierdoor kon zijn klant op zeer grote schaal fraude plegen. Met als gevolg dat hij € 2,5 miljoen te weinig omzetbelasting heeft betaald. De fd’er heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het medeplegen van belastingfraude.
Standpunt fd’er
In zijn verdediging bij Rechtbank Amsterdam bekende de fd’er dat de aangiften niet volgens de boekhouding zijn gedaan, maar aangepast op verzoek van zijn klant. Hij wist dat de ingediende aangiften niet klopten met de werkelijkheid. De fd’er stelde de bedragen naar beneden bij afhankelijk van het bedrag dat zijn klant kon betalen aan de Belastingdienst.
Zijn raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de straf in matigende zin rekening te houden met:
Zijn gedragingen hebben verder geen merkbare marktverstoring teweeg gebracht, of het vertrouwen in de markt merkbaar geschaad.
Er zou gekeken moeten worden naar het financiële voordeel dat de fd’er heeft verkregen; tussen de € 34.157,80 en € 122.713,75. De oriëntatiepunten van de rechtbanken geven in dat geval een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt.
Eerder veroordeeld
Bij het oordeel heeft de rechtbank ook meegewogen dat de fd’er de feiten gepleegd heeft in zijn proeftijd. De fd’er is eerder veroordeeld voor het plegen van verduistering in diensttijd. Hij moet zich als boekhouder bewust zijn geweest van het verwijtbare van zijn handelen. De fd’er heeft jarenlang belastingfraude gefaciliteerd en de schatkist, en daarmee de maatschappij, benadeeld.
Beslissing rechtbank
De rechtbank heeft de fd’er een voorwaardelijke celstraf, een forse taakstraf en een beroepsverbod van 5 jaar opgelegd. In zijn oordeel heeft de rechter mee laten wegen dat uit niets is gebleken dat de fd’er op de hoogte was van de precieze omvang van de fraude. Hij was geen initiatiefnemer, had een ondergeschikte rol, heeft geen financieel voordeel gehad van de belastingfraude en heeft vanaf de start van het onderzoek openheid van zaken gegeven.
Gerelateerd artikel